In haar spoorvisie 2040 is de federale regering duidelijk over haar langetermijnambities voor de Belgische spoorwegen: tegen 2040 moet het modale aandeel van de trein 15% van het binnenlands reizigersvervoer en 20% van het goederenvervoer bedragen.
De beheerscontracten en meerjareninvesteringsplannen van de NMBS en van Infrabel zijn de instrumenten bij uitstek voor de concrete realisatie van de spoorvisie 2040. Enerzijds bepalen de beheerscontracten de opdrachten van openbare dienst die de federale regering wil laten uitvoeren door de spoorwegoperator en de spoorinfrastructuurbeheerder. Anderzijds stellen ze de overheidsmiddelen (investerings- en exploitatiedotaties) vast die de twee ondernemingen ontvangen om deze opdrachten te vervullen. De investeringsdotaties worden bepaald op basis van de meerjareninvesteringsplannen. Op 2 april 2022 bereikte de ministerraad een akkoord over de specificaties van de opdrachten van openbare dienst van de NMBS en van Infrabel. In het najaar van 2022 zal hij een beslissing moeten nemen over het budgettaire kader voor de beheerscontracten en de meerjareninvesteringsplannen. Deze keuze zal beslissend zijn voor de toekomst van de Belgische spoorwegen.
Het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) acht dit dan ook een geschikt moment om hieronder de belangrijkste standpunten betreffende dit budgettair kader in herinnering te brengen die de CRB en de Nationale Arbeidsraad (NAR) hebben verdedigd in hun verschillende adviezen over het spoorwegbeleid van het land (in juli 2022, maart 2022, juni 2021 en juni 2013).
Meerjareninvesteringsplannen en beheerscontracten met een looptijd van 10 jaar die de NMBS en Infrabel een zekere financiële stabiliteit en voorspelbaarheid bieden, zijn gezien de aard van de activiteiten van de spoorwegsector per definitie essentieel.
De financiering die de overheden ter beschikking stellen via de meerjareninvesteringsplannen en de investerings- en exploitatiedotaties met het oog op de verwezenlijking van de spoorvisie 2040 moet in overeenstemming zijn met de in de spoorvisie vastgelegde doelstellingen, en wel gedurende de hele periode die door die laatste wordt bestreken.
In een context waarin het realiseren van een modal shift nodig is om de klimaatdoelstellingen te kunnen bereiken waartoe ons land zich op Europees en internationaal niveau heeft geëngageerd, mag het streven naar een begrotingsevenwicht bij de opstelling van de begrotingen de realisatie van de spoorvisie 2040 niet in het gedrang brengen.
Ten slotte moeten de investeringen in het spoor zowel duurzame mobiliteit als de economische ontwikkeling ten goede komen. Enerzijds zijn deze investeringen bedoeld om een verschuiving teweeg te brengen naar een mobiliteit die minder negatieve gevolgen heeft voor het leefmilieu en die leidt tot een betere doorstroming van het verkeer, evenals om de complementariteit tussen de verschillende vervoersmodi te verbeteren. Anderzijds kunnen ze een passend antwoord bieden op de vraagstukken met betrekking tot de economische ontwikkeling van de verschillende entiteiten van het land. Gelet op de positieve effecten van dergelijke investeringen voor de samenleving in haar geheel, mag ons land op dit vlak geen bezuinigingen ondergaan.