Bij arrest nr. 11/2020 van 23 januari 2020 heeft het Grondwettelijk Hof de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding (beter bekend onder de benaming “cash for car”) vernietigd. De gevolgen van de vernietigde wet blijven gehandhaafd totdat, in voorkomend geval, nieuwe wetsbepalingen in werking treden, en uiterlijk tot en met 31 december 2020.
Ook het voorontwerp en het ontwerp van de vernietigde wet bleven niet onbesproken. In zijn advies 62.223/1/3 van 14 november 2017 over het voorontwerp van wet betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding merkte de Raad van State reeds op dat het regeringsvoorstel voor een mobiliteitsvergoeding op onvolkomen wijze tegemoetkomt aan de mobiliteitsdoelstellingen die het beoogt: een gedragswijziging in de richting van een duurzamere mobiliteit stimuleren en bijdragen tot een vermindering van de verkeerscongestie.
In hun unaniem advies van 21 februari 2018 over het wetsontwerp betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding stelden de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad dat de mobiliteitsvergoeding vanuit een duurzaam mobiliteitsoogpunt slechts zinvol is indien er ook een mobiliteitsbudget komt, gebaseerd op het unaniem advies dat ze op 7 april 2017 uitbrachten. Door een mobiliteitsbudget in te voeren, kon volgens de Raden worden tegemoetgekomen aan de bovenvemelde opmerking van de Raad van State. Een mobiliteitsbudget bevat voor de werknemer immers een grotere stimulans om duurzame mobiliteitskeuzes te maken dan een mobiliteitsvergoeding. Een mobiliteitsbudget moedigt bijvoorbeeld multimodaliteit aan, terwijl de mobiliteitsvergoeding dat niet doet. Een bedrijfswagen inruilen voor een privéwagen wordt dan weer (para)fiscaal ontmoedigd door een mobiliteitsbudget, wat bij een mobiliteitsvergoeding niet het geval is.