Het Nationaal Hervormingsprogramma (NHP) 2020 dat de Belgische regering aan de Europese Commissie heeft bezorgd, bevat een hoofdstuk over de deelname van de stakeholders en meer bepaald over de bijdrage van de sociale dialoog in het kader van het Europees semester. U vindt het hieronder:
België heeft een sterke traditie van collectieve onderhandelingen en sociale dialoog. Zo sluiten de sociale partners voortdurend collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) en andere overeenkomsten op intersectoraal, sectoraal en bedrijfsniveau. Ze zijn ook vertegenwoordigd in het beheerscomité van de meeste socialezekerheidsinstellingen, alsook in de federale en gewestelijke overlegorganen. Bovendien worden ze door de overheden op alle niveaus geïnformeerd en geraadpleegd over alle beleidsdomeinen die hen aangaan. Vaak worden ze ook gevraagd om concreet deel te nemen aan de uitvoering van de beleidsmaatregelen die door de overheid worden genomen. De wet van 1996 geeft de CRB de permanente opdracht om toezicht te houden op de Belgische concurrentiepositie. Volgens deze wet, die in 2017 werd gewijzigd, moet de CRB ook een verslag over het concurrentievermogen en de werkgelegenheid opstellen.
Deze betrokkenheid van de sociale partners is niet beperkt tot het Belgische niveau, aangezien zij ook betrokken zijn bij de dynamiek van het Europees semester via de contacten en hoorzittingen die op het niveau van de Raad worden georganiseerd via de Belgische vertegenwoordigers in de Europese comités. De sociale gesprekspartners worden dus nauw betrokken bij de werkzaamheden via hun vertegenwoordiger in het EMCO (Comité voor de werkgelegenheid) en het SPC (Comité voor sociale bescherming). Op belangrijke momenten in het Europees semester vinden ook vergaderingen plaats tussen de leden van de CRB, de NAR en de Belgian Desk van de Commissie.
Deze traditie van overleg en dialoog met de sociale partners komt ook tot uiting in het NHP, aangezien de partners elk jaar worden uitgenodigd om een bijdrage te leveren. Ook dit jaar hebben de sociale partners zich met veel toewijding ingezet voor deze oefening.
In het kader van deze overlegdynamiek worden de sociale partners ook geraadpleegd tussen de publicatie van de ontwerpaanbevelingen per land en de bespreking van deze tekst in de comités en organen van de Raad – ook al gebeurt dit vaak bij hoogdringendheid, gezien de zeer korte proceduretermijnen.
De gewesten en gemeenschappen organiseren ook, elk volgens hun eigen praktijk, overleg met de sociale partners in het kader van het Europees semester. Daarnaast organiseert de Europese Commissie zelf regelmatig vergaderingen met de sociale partners, onder meer in aanloop naar de opstelling van het Landverslag, en de Belgische partnerorganisaties zijn altijd zeer actief geweest in hun respectieve koepelorganisaties.
De uitwerking en uitvoering van het beleid in het kader van het Europees semester, in het bijzonder op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid, gebeurt in de regel in samenwerking met de sociale partners. Dit kan gebeuren in de vorm van voorafgaande adviezen over het voorgestelde beleid, zoals federale maatregelen, of voorafgaande akkoorden tussen de sociale partners die vervolgens worden omgezet in regelgeving.
In zijn advies (zie bijlage 9) brengt de CRB de belangrijkste beleidsdoelstellingen voor het creëren van een welvarende en duurzame samenleving in herinnering: sociale samenhang, creatie van rijkdom, milieuduurzaamheid, houdbaarheid van de overheidsfinanciën en evenwicht op de lopende rekening van de betalingsbalans. In het licht van deze doelstellingen en op basis van een evaluatie van de prestaties van België heeft de CRB een aantal economische uitdagingen geïdentificeerd die door de federale en gewestelijke overheden prioritair moeten worden aangepakt. Het gaat onder meer over de volgende uitdagingen: een innovatievere economie dankzij onder meer een betere valorisatie van O&O, een overgang naar een circulaire economie, een sociaal en financieel duurzame sociale zekerheid, een betere afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, het waarborgen van een ontwikkeling van de consumentenprijzen en business-to-businessprijzen die strookt met die van de drie belangrijkste buurlanden, het waarborgen van een energietransitie naar een koolstofarme economie. Hij roept ook alle regeringen van het land op om samen te werken en hun acties te coördineren om de samenhang van het mobiliteitsbeleid te waarborgen. Wat de overheidsfinanciën betreft, benadrukt de CRB het belang van gezonde overheidsfinanciën om in de toekomst een goed niveau van welzijn en sociale bescherming te kunnen garanderen en tegelijkertijd een evenwicht te vinden tussen de begrotingsregels die de houdbaarheid van de overheidsfinanciën garanderen en het vermogen van de regeringen om de economische groei voor productieve investeringen aan te wakkeren. Hij herhaalt ook zijn vraag aan de Belgische regering en de Europese Commissie om een gunstige behandeling van productieve overheidsinvesteringen in het kader van de Europese begrotingsregels.
De NAR heeft zijn advies toegespitst op de 2e, 3e en 4e landspecifieke aanbeveling (zie ook bijlage 9). In dit verband wijst hij onder meer op de verlenging voor de periode 2019-2020 van de cao’s betreffende de specifieke stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag. Hij onderstreept ook het werk dat hij heeft verricht op het gebied van herintegratie van werknemers met gezondheidsproblemen, diversiteit en gelijkheidsbeleid, werkgelegenheid voor oudere werknemers, preventie van burn-out, toekomstgerichte arbeidsorganisatie, aanvullende pensioenen en detachering van werknemers. De NAR wijst ook op de vorderingen op het gebied van mobiliteit, zoals het sluiten van een nieuwe cao betreffende de financiële tegemoetkoming van de werkgever in de kosten van het openbaar vervoer voor werknemers.