Het uitzonderlijke karakter van de economische schok die COVID-19 teweegbracht, met een enorme impact op zowel de vraag- als de aanbodzijde van de economie, maakt het erg moeilijk om de gevolgen ervan in te schatten. Om een idee te krijgen van de mogelijke impact van COVID-19 op de Belgische economie, zowel op korte als op middellange termijn, stelde het Federaal Planbureau (FPB) op 23 juni jl. zijn economische vooruitzichten 2020-2025 voor aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB). Het FPB maakt elk jaar op verzoek van de CRB een dergelijke projectie van de belangrijkste variabelen inzake macro-economische politiek.
Zoals bij al de andere instellingen gaan de recentste vooruitzichten van het FPB gepaard met een heel grote onzekerheid. In deze context moeten er heel wat veronderstellingen worden gemaakt. Een belangrijke veronderstelling van het FPB is dat er een herneming zal zijn van de economische activiteit in België en in het buitenland, waarbij nieuwe beperkingsmaatregelen kunnen worden vermeden. A priori lijkt dit dus aan te sluiten bij een veeleer optimistisch scenario. Hoewel we hier enkel cijfers geven voor heel België, merken we op dat de crisis een asymmetrische impact had, waarbij een aantal sectoren zoals de horeca en de niet-voedingsdetailhandel veel zwaarder werden getroffen dan andere sectoren.
In het scenario van het FPB zou het herstel beginnen in juni maar vooral plaatsvinden in het derde kwartaal. Onder impuls van de steunmaatregelen zou het herstel aanhouden tot midden 2022, wanneer de kwartaalgroei opnieuw zou normaliseren. Op dat moment zou de economische activiteit in de Belgische privésector 4% lager zijn dan in een scenario zonder pandemie. De redenen waarom het bbp blijvende schade zou ondervinden van de crisis zijn de daling van de investeringen, die de toekomstige productiecapaciteit aantast, en de stijging van de werkloosheid, die leidt tot een verlies aan menselijk kapitaal en een hogere gemiddelde werkloosheidsduur.
COVID-19 zou leiden tot een daling van het Belgische bbp met 10,5% in 2020, gevolgd door een herstel met 8,2% in 2021 en met 3,3% in 2022. Hoewel het reëel beschikbaar inkomen van de gezinnen in 2020 relatief goed standhield (‑1,9%) dankzij de overheidsmaatregelen, zou de particuliere consumptie sterk dalen (‑8,8%) doordat er minder consumptiemogelijkheden waren tijdens de lockdown en doordat er meer gespaard wordt omdat gezinnen ongeruster zijn over de toekomst.
De bedrijfsinvesteringen zouden het sterkst schommelen: ze zouden dalen met 21,1% in 2020 en vervolgens in 2021 groeien met 18,9%. De dramatische terugval hiervan bleek al uit de enquêtes van de Economic Risk Management Group (ERMG). Redenen hiervoor zijn de sterk gedaalde rendabiliteit van de ondernemingen en de grote onzekerheid betreffende de toekomst waarbij de meeste ondernemingen een afwachtende houding aannemen.
De impact van de crisis op de Belgische inflatie is al bij al vrij beperkt, aangezien deze in 2020 0,8% zou bedragen,, tegenover 1,4% in 2019, waarna ze vanaf 2021 geleidelijk zou versnellen tot 1,9% in 2025.
Het FPB raamt de daling van de werkgelegenheid in het tweede kwartaal van dit jaar op afgerond 35.000 personen. Vooral de horeca en de interimarbeid werden daarbij getroffen. Zwaardere verliezen werden vermeden dankzij het systeem van tijdelijke werkloosheid, dat werd uitgebreid naar de bedienden, en doordat bedrijven op korte termijn afdankingen vermijden als het verlies aan productiviteit tijdelijk is. In maart en april vielen resp. 950.000 en 1.150.000 personen onder dit systeem, wat uitgedrukt in voltijdequivalenten overeenkomt met resp. 11,7% en 25,3% van de loontrekkenden (excl. ambtenaren). De werkgelegenheidsgraad als aandeel van de bevolking van 20 tot 64 jaar, die de voorbije jaren fors klom, zou als gevolg van de crisis dalen van 70,5% in 2019 tot 69,0% in 2021 en in 2022 hernemen tot 69,9%. Dit brengt een sterke stijging van de werkloosheidsgraad met zich mee, nl. van 8,9% in 2019 tot 11,5% in 2021, waarna hij vanaf 2022 geleidelijk zou dalen tot 8,9% in 2025.
Het spreekt voor zich dat de overheidsfinanciën enorm onder druk staan ten gevolge van de COVID-19-crisis. De sociale zekerheid vangt een groot deel van de schok op door de hogere uitkeringen aan al dan niet tijdelijk werklozen en de gestegen uitgaven aan gezondheidszorg. Daarnaast zijn de inkomsten sterk teruggevallen door de lagere economische activiteit. Ook de steunmaatregelen wegen op het overheidsbudget. Op basis van de maatregelen die midden juni bekend waren, raamt het FPB de totale kosten van de steunmaatregelen op ongeveer 8,6 miljard euro, d.i. 2% van het bbp. Over al de Belgische overheidsniveaus heen zou het begrotingstekort in 2020 oplopen tot 11,1% van het bbp. Bij ongewijzigd beleid zou het begrotingstekort in 2021 en 2022 nog resp. 5,7% en 4,7% van het bbp bedragen, en ook in de periode 2023-2025 op ongeveer 5% van het bbp uitkomen. De schuldgraad ondervindt bovendien nadelige effecten van het gekrompen bbp, zodat deze in 2020 met ongeveer 20 procentpunten van het bbp zou stijgen. Over de periode 2020-2021 zou de toename van de schuldgraad van een vergelijkbare grootteorde zijn als tijdens de financiële crisis van 2008-2009, al is de oorzaak ervan duidelijk anders.