De bijzondere raadgevende commissie (brc) Verbruik keurde op 6 september 2021 via een elektronische procedure een advies goed over het voorontwerp van wet houdende wijziging van boeken I, VI en XV van het Wetboek van Economisch Recht, en de bijhorende memorie van toelichting. Dit voorontwerp van wet kadert binnen de omzetting van de Richtlijn (EU) 2019/2161 van 27 november 2019, de zgn. Omnibusrichtlijn.
De brc Verbruik bracht reeds op 6 juli 2020 een advies uit omtrent de omzetting van de Omnibusrichtlijn, die naar een betere handhaving, modernisering en versterking van het consumentenbeschermingsrecht streeft.
Hoewel de Omnibusrichtlijn in grote mate een maximumharmonisatie beoogt en slechts weinig manoeuvreerruimte aan de lidstaten laat, bevat ze een aantal bepalingen die de lidstaten een zekere vrijheid laten bij de omzetting van de richtlijn in hun nationale wetgeving.
In dit advies ligt de focus dan ook op deze verschillende opties. De brc Verbruik pleit doorheen haar advies voor een duidelijke omzetting van de richtlijn, teneinde de rechtszekerheid te waarborgen. Ook de transparantie ten aanzien van de consument dient bij de omzetting van de richtlijn steeds als uitgangspunt te gelden.
De opmerkingen van de brc Verbruik hebben onder meer betrekking op de aankondiging van prijsverminderingen, waarbij dieper wordt ingegaan op goederen die snel bederven of een beperkte houdbaarheid hebben en goederen die minder dan dertig dagen op de markt zijn, en op progressieve prijsverminderingen.
Tot slot uit de brc Verbruik ook opmerkingen over maatregelen met betrekking tot agressieve of misleidende marketing- of verkooppraktijken, de optie om de toepassing van de sancties te beperken tot bepaalde situaties en de waardevermindering van het teruggestuurde goed.