De bijzondere raadgevende commissie (brc) Verbruik heeft op 28 maart 2022 een advies goedgekeurd over de mogelijke invoering van een bepaling in het WER die een onderneming verplicht om een betaling te aanvaarden die een consument wil doen in eurobankbiljetten en -munten, wanneer de transactie plaatsvindt in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de consument en de onderneming.
Deze bepaling bouwt voort op de door de wet van 17 maart 2022 houdende diverse fiscale bepalingen en fraudebestrijding ingevoerde verplichting voor ondernemingen om een elektronisch betaalmiddel ter beschikking te stellen aan consumenten, met als doel het gebruik van elektronische betaalmiddelen aan te moedigen en fiscale fraude te bestrijden. Deze wet heeft tevens het voorwerp uitgemaakt van een advies van de brc Verbruik.
Wat betreft de verplichte aanvaarding van een betaling in cash is de brc Verbruik er, mede gelet op de zeer korte adviestermijn, niet in geslaagd een volledig unaniem advies uit te brengen. De brc Verbruik vraagt in haar advies wel naar de redenen die ertoe hebben geleid om dit wetgevend initiatief nu te nemen, terwijl de besprekingen om tot een overlegde oplossing met een breed draagvlak te komen nog volop lopende zijn in de subgroep ‘cash’ van het National Retail Payments Committee (NRPC) dat werd opgericht bij de Nationale Bank van België.
De brc Verbruik vraagt verder om de termen ‘gelijktijdige aanwezigheid van de consument en de onderneming’ in de memorie van toelichting te verduidelijken om interpretatieproblemen in de praktijk zo veel als mogelijk te vermijden.
De brc Verbruik wijst verder op het gevaar van een ongelijk speelveld tussen de private en de publieke sector wanneer eventuele verplichtingen voor de private sector niet zouden worden doorgetrokken naar de publieke sector.